In het kamp is geprobeerd mijn vaders wil te breken, of hij het leven er bij zou inschieten, deed er niet toe. Zeker in het mannenkamp, was het ieder voor zich. Mijn vader vertelde lange tijd maar één verhaal van het kamp; namelijk dat van die oudere jongen die altijd zijn eten inpikte en die hij daarom “had vermoord”. Hij vertelde dat verhaal altijd met trots: “Oog om oog, tand om tand”. De “moord” hield in dat mijn vader als jochie van 11 jaar een klodder poep met dysenterie-bacillen door het eten zou hebben geroerd. Daaraan zou de “etensdief” na een paar dagen gestorven zijn.
Mortuarium
Een ander verhaal uit het kamp vertelde hij huilend en kwam los nadat hij een overlijdensadvertentie onder ogen had gekregen van een 92-jarige man. “Die naam ken ik uit het kamp”, meende mijn vader. Het was de man, die mijn vader uit het mortuarium had gehaald, omdat hij als enige doorhad dat mijn vader nog leefde en verzorging nodig had een geen graf. Het verhaal dat mijn vader voor dood in het mortuarium was gedumpt, schokte me veel meer dan mijn vaders “kampmoord”, of wat daar van waar is, want wist nooit eerder dat hij zo dicht bij de dood is geweest.