Fietstheatertour tussen Utrecht en Frankfurt

Fietstheatertour tussen Utrecht en Frankfurt

<h3>Fietstocht met hindernissen dwars door het Taunusgebergte</h3>

<strong>Wil ik gaan fietsen, dan heb ik een doel nodig, al was het maar om de boodschappen te doen. Ik hou van fietsen, maar ben niet sportief en vind “een rondje fietsen” zinloos”, laat staan een vast rondje.
<!–more–>

Een fiets is een gebruiksvoorwerp en zo zien mijn fietsen er ook uit. Mijn sportfiets, tegenwoordig hybride genoemd draagt de sporen van fietsvakanties; het crankstel oogt bekrast en beschadigd door de omklemming van de fietsendrager. Mijn vouwfietsje die ik altijd gebruik voor het voor- en natransport in en uit de trein mist de kettingbeschermer: losgeknipt toen de schouderband van een rugzak erin verstrikt raakte. Mijn boodschappenfiets ziet er zo verlopen uit dat zelfs een Junkie zou vergeten hem mee te nemen. Mijn tweede stadsfiets, ziet er alleen toonbaar uit omdat hij de reserve status heeft en alleen gebruikt wordt als mijn boodschappenfiets lek staat. Ten slotte is er nog mijn driewielige ligfiets, die er schitterend uitziet dankzij de aanrijding buiten mijn schuld die ik ermee had. Na negen jaar geheel gereviseerd en vernieuwd op kosten van een automobilist die me over het hoofd zag. En al dat vervoer staat en hangt in een piepklein schuurtje. Wat mijn fietsen verder gemeen hebben dat ze technisch altijd perfect in orde zijn en dat voor mijn eigen veiligheid als slechtziende evenwichtsgestoorde. Lampen branden altijd, remmen doen het en op geen enkele as of lager zit ooit speling en het meeste heb ik in de loop der jaren zelf leren repareren. Ik ben het prototype van de alles-fietsende Hollander, zelfredzaam en praktisch ingesteld.</strong>

Tot voor kort verplaatste ik me over afstanden boven de 10 kilometer op een Koga Miyata sportfiets, tot ik me op een hete zomerdag halfdoodreed, heen en weer tussen Nijmegen en Xanten. Een paar kilometer stijging als je bijna denkt weer thuis te zijn tussen grens en Nijmegen centrum. Ik overwoog om heuvel op te gaan lopen in de verwachting dat het richting het station en Nijmegen centrum weer zou gaan dalen. Ik hield het fietsend vol hoe moe ik ook was en ik kon me richting het centrum vanuit Groesbeek inderdaad naar beneden laten rollen. Ik besefte dat ik afstanden van boven de 100 kilometer op eigen kracht nauwelijks meer zou kunnen fietsen, althans niet meer op één dag of ik zou twee dagen later nog doodmoe zijn. Wat een verschil met rond mijn twintigste. Toen fietste ik op een doodgewone Peugeot sportfiets met 10 versnellingen van Utrecht naar Vaals op één enkele dag en zelfs een keer van Geldermalsen naar Amersfoort en terug en dan door naar Cadzand in Zeeland: 200 tot 300 kilometer achteréén, vrijwel zonder pauzes. Afstanden van de langste touretappes en Parijs-Roubaix. Ongetraind en op een eenvoudig fietsje. Onvoorstelbaar lang geleden als je je de dag voor je vijftigste verjaardag de vernieling inrijdt op ruim 100 kilometer met een heuveltje aan het eind. Weliswaar even ongetraind als 30 jaar eerder.

<strong>Ligfiets</strong>
Ik had nog een driewielige ligfiets in de schuur hangen waarop ik zelden reed, omdat hij drie sporen trekt en daardoor slecht bestand is tegen hobbelig wegdek en zwaar trapt ondanks ergonomische zithouding en geringe windvang. Ik overwoog al een aantal jaren om hem te verkopen, omdat hij in mijn kleine schuurtje, verder gevuld door sportfiets, een stadsfiets, een reserve stadsfiets en vouwfiets in de weg hing. Tot mijn fietsavontuur richting Xanten. In plaats van te verkopen, besloot ik mijn ligfiets te laten voorzien van een elektromotor en twee accu’s. Het motoriseren liet ik door een specialist in elektrische fietsen in Vlaanderen doen, omdat het daar veel goedkoper kon dan in Nederland. Maar ook omdat de Belg uit Neerpelt, vlak over de grens bij Valkenswaard veruit de beste informatie bood op zijn website over wat de mogelijkheden waren. Samen met het prijsverschil, beslissend voor mijn keuze. Er kwam een compact 250 watt motortje in het achterwiel dat veel wordt toegepast als ondersteuning op mountainbikes en twee accu’s in de vorm van een grote bidon: één achter mijn zitting en een reserve op de plek van de bidonhouder. Deze kunnen verwisseld worden als er een accu leeg is. De dubbele accu bleek al cruciaal op de fietstocht van Neerpelt naar huis. Hoewel de eerste volgeladen accu een actieradius bleek te hebben van 110 km, was de totale tocht ruim 160 kilometer lang. Hoewel zo moe dat ik me de laatste 17 kilometer vanuit Culemborg vrijwel op de tweede accu naar huis heb laten duwen, was ik gelukkig met mijn herwonnen actieradius en voelde ik me al fietsend vrijer dan ooit tevoren. Ik had ineens energie te over om bij Eindhoven nog een flinke omweg te maken en het 16-kilometer-vaartje waarmee ik me op de veelal hobbelende ligfiets verzoend had, lag ineens gemiddeld 10 kilometer hoger. Ik was ineens een stuk sneller op mijn bestemming en hield het fietsen uren langer vol, zonder pauze, omdat ik mijn krachten veel beter kon verdelen. Alleen bij verkeersdrempels en slecht wegdek bracht ik als vanouds mijn snelheid omlaag, wat ruimschoots gecompenseerd werd door het hogere gemiddelde.
<img title=”ligfiets” src=”http://www.praatboek.tekstuur.nl/testweb/wp-content/uploads/ligfiets.jpg” alt=”” width=”480″ height=”360″ />

<strong>Bagagekar</strong>
De Koga sportfiets had afgedaan, alleen nog goed voor een weekeindje Texel, omdat de ongeveerde tweewieler zeker 10 kilo extra bagage aankan dan de geveerde driewieler. Dat scheelt een tentje, slaapzak en luchtbed, cruciaal om op een camping te kunnen overnachten.
Binnenkort ga ik experimenteren met een éénwielige fietskar, zodat een deel van het gewicht van de bagage van bagagedrager naar het extra achterwiel kan worden verplaatst. Voorwaarde is dat de fietskar als een gemaskeerde boodschappentrolly de trein mee kan worden ingesmokkeld, omdat fietskarren in principe in de trein verboden zijn.

<strong>Uta Köbernick</strong>
Zoals, ik schreef, heb ik een doel nodig om mezelf te motiveren om voor mijn lol te gaan fietsen. Ook was ik benieuwd hoe de motor zich bergop zou gedragen en hoe snel mijn accu’s dan zouden leegraken. Ik had ooit eens een vriend bezocht die in de buurt van Frankfurt in een kliniek zat. De trein sneed dwars door het Taunusgebergte, Vanuit Koblenz via Bad Ems langs het riviertje de Lahn, vaak door lange tunnels, dwars door de bergen geboord. Maar ik had geen reden of doel om daar te gaan fietsen, dus deed ik het niet. Tot Uta in Frankfurt zou gaan optreden. Uta Köbernick, cabaretière en zangeres van zorgvuldig in tekst gevatte tedere liedjes, die ik ooit bij toeval zag op de Duitse tv toen haar een aanmoedigingsprijs ten deel viel.

<strong>Motorvermogen</strong>
Ik had mijn reden om door het Taunusgebergte te gaan fietsen en kon de kracht van mijn elektromotor serieus testen. Wat is 250 watt motorvermogen, opgeteld bij mijn eigen spierkracht waard op hellingen van soms wel 10 kilometer met percentages van 8% tot 10%? Het zou moeten blijken. Zeker omdat ik had ervaren dat de duwkracht van motor en accu na een kilometer of vijftig aanzienlijk was afgenomen. Niet erg op de vlakke weg met wind in de rug, maar bergop? Ik zou bij voorkeur onderaan een lange helling met een volle accu moeten beginnen. Dan zou hij het wel halen.

<strong>Siebengebirge</strong>
Mijn eerste stop zou zijn bij de zoon van een voormalige vriend, dertig kilometer ten zuiden van Bonn op de top van een van de bulten in het “Siebengebirge”. Ik kende die helling. Nog geen 10 jaar geleden had ik hem nog op eigen kracht bedwongen op de sportfiets, iets dat ik me nu niet meer kon voorstellen 10 kilometer klimmen, 4 km. steil en 6 km. vals plat en redelijk begaanbaar omhoog met 5% a 6%, maar steeds omhoog vanaf Unkel aan de Rijn.

<strong>Kerkrade</strong>
Mijn fietstocht startte in Kerkrade met horten en stoten: Ik vergat mijn helm op het station die werd opgehaald door een Duitse jongen die me zag modderen met ketting en aanlopend achterspatbord. Zijn Limburgs kon ik niet verstaan, dus spraken we alvast Duits. Hij woonde een paar meter van de plek waar ik gestrand was en bracht de inbussleutels die op dat moment niet, maar nu wel tot mijn standaarduitrusting hoorden. Hij constateerde ook nog dat mijn achterwiel scheef in het frame zat en toen we dat verholpen hadden, paste mijn accu niet meer tussen zitting een bagagedrager. Toen we dat vervolgens hadden opgelost, zat het achterwiel er weer scheef in, maar dat ontdekte ik pas de volgende dag en meer dan 100 km verderop, Al bij al fietste ik pas tegen half één uit Kerkrade weg en had ik al zeker 1,5 uur achterstand op schema.

<strong>Richting Bonn</strong>
Achteraf had ik er spijt van dat ik in Kerkrade niet was overgestapt in de trein naar Düren die klaarstond toen ik in Kerkrade aankwam en waarvoor ik nog tijd genoeg had om een kaartje te koren en over te stappen. Maar ik had me nu eenmaal voorgenomen om vanuit Kerkrade naar Bonn te fietsen, wat ik inschatte als een kilometer of tachtig, en iets anders zou ik als een nederlaag beschouwen. Ik had de route naar Bonn en de brug over de Rijn uitgeprint bij me en in mijn fietsnavigatie staan. Het was mei dus al lang licht, mijn accu’s waren vol, dus ik zou het makkelijk voor donker moeten kunnen redden. Van over de brug kende ik de route langs de Rijn zelfs in het donker, zo vaak had ik hem de laatste 15 jaar gereden. Vanaf Bon kon ik me weer zeker voelen over de te volgen route en tot Bonn, zou tot een uur of zes te doen moeten zijn.

<strong>Fietsnavigatie</strong>
Met mijn fietsnavigatie slaag ik er niet in vertrouwd te worden: te veel details op een te klein scherm en in tegenstelling tot een TomTom praat het ding niet tegen je. Hij piept een keer op 150 meter van de afslag, twee keer op 50 meter van de afslag en drie keer ter hoogte van de afslag of omgekeerd, dat is me nog steeds niet duidelijk. Als ik geluk heb geeft het beeldscherm bijtijds een pijl naar links of rechts. Dat hangt waarschijnlijk af van een instelling die ik niet begrijp of van de route die ik heb geladen. De routes maak ik altijd van te voren via Google Maps, een Britse website en een online GPS-omvormer. Daardoor wordt de Garmin-route omgezet naar Open Street Map GPS, tenminste dat hoop ik. Ik heb nog nooit geprobeerd of mijn Teasi-navigatie ook het Garmin-formaat kan lezen. Ooit had ik een Garmin-nuvi, gekocht in de VS via Ebay. Veel goedkoper dan in Nederland, die meteen stuk was en waarvoor ik netjes een nieuwe kreeg met Europees in plaats van Amerikaans kaartmateriaal. Om het kaartmateriaal te kunnen ontgrendelen had ik het gevoel hogere wiskunde nodig te hebben met online codes, beperkingen en toegangswachtwoorden. Bovendien moest het kaartmateriaal eerst op een computer geïnstalleerd worden waardoor mijn Windows-configuratie volkomen vol en vastliep. Ik heb de Garmin maar weggegeven en besloot het nog eens te proberen met een nieuwe fietsnavigatie. Ditmaal geen Amerikaans, maar een Duits systeem. Zonder succes. Ik vind de door het systeem voorgestelde routes waardeloos omslachtig, kan het scherm nauwelijks lezen, zelfs niet met sterke leesbril, en begrijp niet waarom het ding om de haverklap piepjes geeft, ook al is er helemaal geen afslag op komst, maar alleen een bocht in de weg. Waar ik wel mee overweg kan is een autonavigatie-systeem vanaf de bijrijderstoel dat netjes tegen me zegt waar ik links- of rechtsaf moet. Maar hoewel dat met een omvormer makkelijk op een 36-volt fietsaccu aan te sluiten moet zijn, lijken me autokaarten niet gedetailleerd genoeg om betrouwbaar op te kunnen fietsen. Oplossing nog niet gevonden.

<strong>Navigatie uitgeprint</strong>
De hele verhandeling over de fietsnavigatie komt erop neer dat ik globaal mijn weg zoek op basis printjes van Google Maps, bewegwijzering en vooral navraag onderweg en dat ik de fiets-tomtom laat zitten waar hij zit: in de tas. Ik heb er zo weinig vertrouwen in dat ik begrijp waar hij me heen stuurt, dat ik liever op goed geluk mijn accu’s leegrij tot ik iemand tegenkom die ik de weg kan vragen, dan tijdrovend en niet begrijpend en op goed geluk te gaan hannesen met een navigatie-apparaat dat ik niet snap. Door op aanwijzing van een voorbijganger ongeveer in de goede richting te fietsen kom ik nog eens ergens. Zo heb ik me op mijn tweede fietsdag kilometers een berg laten afrollen waar ik de weg voor me alleen had, omdat hij versperd was voor auto’s. Met de fiets kom je haast overal langs, zelfs met een driewieler van 78 cm breed. Ik was alleen bang dat de weg zou eindigen in een honderden meters lange zandstrook, daar zou hij niet doorheen komen. Het gebeurde niet: ik kwam alleen af en toe een werkloze shovel tegen.

<strong>Zware beklimming</strong>
Het was al een uur of negen ’s avonds toen ik bij de brug in Bonn aankwam en het telefoonnummer van mijn vriend, bleek ik niet bij me te hebben. Ik moest bellen om te vragen of ik laat in de avond nog welkom zou zijn, anders zou ik ergens buiten bon een overnachting moeten zoeken. Ik heb geen smartphone, noch mobiel Internet; ik kan het toch niet zien, alleen een mobiel, waarvan ik altijd zorg dat hij altijd is opgeladen, net als mijn fietsaccu’s. Ik belde mijn moeder om het telefoonnummer op te zoeken in het online Duitse telefoonboek. Met horten en stoten en terugbellen lukte dat. Mijn vriend zou wakker blijven. Zestien kilometer voor Bonn was mijn eerste accu leeggeraakt. Te vroeg vreesde ik. 35 kilometer later stond ik voor de eerste zware beklimming van de dag, Op de zwaarste stukken moest ik nog doortrappen om de fiets bij de hoogste ondersteuningsstand op een vaartje van 8 a 9 km. te houden. Toch nog onverwacht begon de motor te sputteren ten teken dat de tweede en laatste accu, bijna leeg was. Ik kende dat verschijnsel op de vlakke weg gaf de motor dan nog zeker 5 kilometer lang lekkere duwtjes in de rug, net genoeg om de vaart erin te houden. Nu niet. Op zo’n beetje het steilste stuk van de berg, gaf hij nog drie duwtjes, daarna was het definitief op. Ik schatte ongeveer 1,5 km van de top te zijn en dan zou ik de fiets nog ongeveer een kilometer zachtjes naar beneden kunnen laten rollen om bij mijn vriend aan te komen. Wel 1,5 steile kilometers, zonder motor en 15 kilo bagage achterop, die me volgens de wetten van de zwaartekracht zouden proberen naar beneden te trekken.

<strong>Bergverzet</strong>
Zo zonder motor, was ik blij nog over een bergverzet te beschikken. Dertig tandjes voor net 20 inch wielen, zonder kans om te vallen, hoe langzaam ik ook omhoogreed. Dat moest lukken. Om de 100 meter hield ik mijn benen een halve minuut stil om de pijnlijke verzuring in mijn bovenbenen tegen te gaan, die in tegenstelling tot een gewone fiets waar de kuitspieren het zwaars belast worden, het merendeel van de trapkracht leveren. Op het gebruik van het kleinste voortandwiel, stoppen, remmen inknijpen en weer optrekken, bleek mijn achterderailleur echter niet berekend. De ketting van mijn ligfiets is zeker twee maal zolang als die van een gewone fiets, maar de derailleur is standaard. Dus hij trekt de ketting lang niet strak genoeg, maar uiteindelijk liep de ketting er aan de achterkant af en kwam tussen binnenste tandwiel en motor terecht. Dit was ondanks het geregeld, bijstellen van de derailleurschroeven al eerder gebeurd. Dan gold maar één enkel devies: onmiddellijk stoppen met trappen, anders zou de ketting zodanig klem komen te zitten dat ik hen met geen mogelijkheid meer met de blote hand zou kunnen lostrekken. Maar dit was iets anders dan de Doorsnee Berg.

<strong>Stervensdonker</strong>
Het was inmiddels rond één uur ‘s-nachts en stervensdonker zo zonder straatlantaarns. Gelukkig kwamen er geen auto’s meer door de haakse bochten de berg af stuiven. Een enkele kwam in kalme vaart bergopwaarts. Ik was dolblij met de headlight die ik altijd in de zak van mij jas heb en die ik thuis gebruik tijdens een avondwandeling, met de dubbele koplamp, één op batterijen en één op dynamo en mijn driedubbele batterijachterlicht: één met één zonder bewegingssensor en een set looplichtjes, eigenlijk bedoeld als lichtarm- of halsband, maar in dit geval op hoogte bevestigd aan de flexibele steel van mijn fietsvlag. Licht genoeg dus en toch was ik bang dat een automobilist die de berg op zou komen, me over het hoofd zou zien. Waarom zou er niet iemand in Bonn het uitgaansleven kunnen hebben opgezocht om mij vervolgens ”angetrunken” in stilstand omver te rijden?

<strong>Kettingproblemen</strong>
Ik overwoog, dat zelfs als ik mijn ketting er weer om zou kunnen leggen, de weg te steil zou zijn om nog te kunnen schakelen en tegelijk weg te rijden, zeker ook omdat ik sinds de inbouw van de motor problemen ondervond met de vrijloop van de meeste versnellingen. Dot de haperende vrijloop was achteruit trappen onmogelijk. Daardoor kon ik mijn voeten niet in de optimale stand zetten om vervolgens met kracht weg te fietsen. Een slecht werkende terugloop is op de vlakke weg in Nederland niet zo erg, hier in het steile donker des te meer. Ik overwoog de fiets te keren, een paar trapperslagen naar beneden te rijden, in de juiste achterversnelling te schakelen en dan al rijdend weer bergopwaarts te draaien, vaart te maken en door te trappen. Te steil en je zit zo dicht tegen de voorwielen aan dat de ligfiets een draaicirkel van meer dan vijf meter heeft: te veel voor de smalle bergweg. Er zat niets anders op dan de fiets bergop te gaan duwen. Behoorlijk zwaar, niet alleen vanwege het grote stijgingspercentage, maar ook omdat de stuurinrichting een lichte afwijking naar links bleek te hebben. Daardoor dreigde ik zonder bijsturen elk 20 meter op de andere weghelft terecht te komen: de weghelft waar het afzakkend verkeer vandaan kwam. Eigenlijk ook nauwelijks te doen. Uiteindelijk werd de weg iets vlakker, kon ik dankzij mijn headlight de ketting er weer opleggen, weer opstappen en de ketting op spanning brengen tot bovenaan de berg.

<strong>Pass gut auf dich auf</strong>
Op de vlakke kruising met de hoofdweg liep de ketting er opnieuw af, maar het kon me op dat moment weinig meer schelen. Mijn bestemming voor die dag zou ik bereiken, want ik had nog maar zo’n 1500 meter te gaan, glooiend bergaf. In het dorp van mijn jonge vriend aangekomen, bekeek ik de voordeur van bijna elk huis, omdat ik huizenhoog opzag tegen het opnieuw bergop duwen van mijn fiets, waarvan de ketting over de grond sleepte. Hoewel het al laat was sprak een voorbijrijdende automobiliste me aan op mijn voorzichtige gang langs de hoofdweg: “wie weit ich noch fahren müsste. Und ob das Fahrrad ins Auto ‘reinpasse”. Ik antwoordde dat het niet ver meer was en dat de fiets beslist te lang zou zijn, ook voor deze stationwagen. Ik was er bijna. ”Pass, gut auf dich auf”, besloot ze voor ze weer instapte en verder reed”. Het klonk gemeend en ik had het die avond al eerder zo ervaren, toen ik op een fietspad even buiten Bonn door de restanten van een kapotgegegooide bierfles reed. Gelukkig zonder beslissende schade voor mijn splinternieuw anti-lekbanden. Het was op dat moment al vrijwel donker, maar een beetje extra vertraging had er nog wel bijgekund.

<strong>Twee uur ‘s nachts</strong>
Ik kwam bij mijn jonge vriend Max en zijn moeder aan om twee uur ’s nachts en werd met open armen ontvangen. Ik was zo kapot dat ik de volgende dag niet in staat was verder te fietsen en ik moest er niet aan denken voor de volgende nacht een pension te moeten zoeken. Hoewel onder normale omstandigheden een stuk bescheidener, heb ik voor de volgende nacht opnieuw om logies gevraagd en ik durfde dat alleen, omdat ik weet dat ik Max en diens vader, met wie ik ruim 20 jaar bevriend ben geweest, altijd gatvrij onderdak heb geboden.

<strong>Motorstoring</strong>
De volgende dag waren mijn accu’s opgeladen, hebben we even in Koblenz op een terrasje gezeten en definitief mijn achterwiel recht in het frame gezet. Toen ik na twee nachten redelijk uitgerust aan mijn volgende etappe begon, waren mijn accu’s vol, maar wilde de motor niet aanslaan. De motor had in de voorbij weken wel vaker gehaperd; Het display gaf dan een ”Error 03” Ik had inmiddels geleerd dat dat aan de trapsensor kon liggen of aan één van de kabels naar de processor die onder mijn zitting op het frame gebonden zat in een spatwaterdicht canvas tasje, vastgesnoerd met een paar dubbele tiewraps. Ik maakte me niet al te veel zorgen, de motor was tot nu toe altijd aangesprongen na een beetje frunniken aan de magneetring op de trapas of aan de kabels. Ook ditmaal sprong de motor weer aan en bleef de hele dag lopen. Ondanks dat het een echte regendag was en ik me afvroeg hoe dicht spatwaterdicht is als er soms diepe plassen in het asfalt ontstaan en ik niet meer kon doen dan de plassen zoveel mogelijk ontwijken.

<strong>Tweede etappe</strong>
Aan het begin van mijn tweede etappe hoefde ik niet meer te doen dan me kilometers naar beneden te laten rollen: van een bergtop naar het station van het stadje “Linz am Rhein”. Ik besloot daar de trein te nemen naar Bad Ems aan het riviertje de Lahn, waar ik zo graag langs wilde gaan fietsen; eerst naar corrupte bisschopsstad Limburg en dan naar Bad Camberg waar ik een ultragoedkoop pensionnetje wist waar ik eerder was verbleven. De laatste etappe zou dan naar een voorstadje van Frankfurt gaan, waar ik een overnachting wilde boeken aan de laatste halte van de Stadtbahn, gezien vanuit Frankfurt. Dan zou ik op de avond van het optreden op mijn gemak met trein en metro naar het centrum van Frankfurt kunnen gaan; een mij onbekende stad niet hoeven infietsen en mijn fiets veilig gestald kunnen achterlaten.

<strong>Routeplanning</strong>
Niet alleen had ik de hele route uitgeprint, maar ik had ook online een toegangskaart gekocht en kunnen uitprinten, inclusief vertrek en aankomsttijden van de Stadtbahn, inclusief tussengelen stations, instap- en uitstaphalte,

Het fietspad langs de kronkelende Lahn van Bad Ems richting Nassau was ik al snel kwijt. Je moet je oriënteren op minuscule bordjes met een groene pijl ten teken dat in die richting het fietspad verder gaat. Ze duiken plotseling en éénmalig op aan een straathoek en als je plotseling aan het eind van een geasfalteerde straat staat, eindigend in een parkeerplaats of een zandweg, steil, heuvelopwaarts, dan weet je dat je iets gemist hebt. Voortaan print ik mijn route nog gedetailleerder uit, met afslagen en al, zoals ik in Nederland ook doe als ik de weg niet weet. Beter 10 A4-tjes teveel uitgeprint dan één te weinig voortaan. Tweemaal vond ik het bordje op de hoek of de richtingevende pijl op de weg terug, maar toen raakte ik definitief aangewezen op de bewegwijzering voor auto’s en de “Bundesstrasse” zonder fietspad. Meestal lekker strak asfalt dat wel, maar sommige automobilisten, vrachtwagenchauffeurs in het bijzonder, gedragen zich alsof je zonder beschermende kooi om je heen, die “auto” heet, geen recht van bestaan hebt.

<strong>Geen fietspaden meer</strong>
Hoe goed ik ook rechtshoud en hoe goed ze me ook moeten kunnen zien met mijn anderhalve meter hoge fietsvlag; het lijkt soms wel of ze me regelrecht de weg af willen toeteren. Ik rij geconcentreerd rechts, zoveel mogelijk op de markeringsstreep, hou mijn stuur met twee handen beet en rijd nooit harder dan een kilometer of 20, zelfs niet bergaf, zodat ik altijd meteen stilsta, als ik een noodstop moet maken. Ik meen me te herinneren dat de trommelremmen oververhit kunnen raken, als ze te lang en te hard worden aangetrokken. Om de vaart uit de fiets te halen die bergaf graag vooruit wil, mede dankzij de kilo’s bagage die ik achterop heb, trek ik de remmen steeds kort aan om ze fan weer los te laten: dichtknijpen, loslaten. Dichtknijpen loslaten. De remmen zijn goed afgesteld; het is afdoende. Dankzij de achteruitkijkspiegel, kan ik in de gaten houden wat me achterop komt en ik hoor wel of het een “razer” is. Omdat ik op mijn driewieler ook niet op mijn evenwicht hoef te letten, voel ik me heel veel veiliger dan vroeger op de spotfiets, hoewel langs de meeste wegen die ik bereid sinds mijn afdwalen van de geplande route, geen fietspaden liggen. De enige onzekerheid die ik voel net als twee dagen eerder, op weg naar Bonn: is de actieradius van mijn twee accu’s groot genoeg?

<strong>Autobahn “3”</strong>
Ik geniet van de weidse heuvels die ik dan weer beklim en dan weer afdaal. Maar Nassau lijkt steeds even ver weg te blijven, te zien aan de kilometerstanden op de geel-zwarte borden, evenals Limburg. En ik wilde aan het eind van de dag eigenlijk in Bad Camberg zijn. Om een uur of zes ’s avonds begin ik hem te knijpen. Ik zit nog maar negen kilometer van Bad Camberg, langs een razenddrukke weg, midden in de avondspits. De afslag die ik moet nemen ziet eruit als een oprit naar de snelweg. Een bord met een pictogram van een Autobahn en een “3”: oprit naar ”Autobahn 3” interpreteer ik en hoewel ik me niet kan voorstellen dat juist de laatste 9 kilometer naar een klein plaatsje, in een berggebied zonder grote steden, uit snelweg zouden bestaan, laat ik me in de war brengen. Ik durf de afslag naar Bad Camberg niet op te rijden uit angst niet meer voor of achteruit te kunnen. Sterker nog: ik durf de berm van de loeidrukke Bundesstrasse die er naartoe leidt niet meer te verlaten. Ik ben letterlijk bang op weg naar de afrit doodgereden te worden. Ik durf de weg niet eens te voet over te steken, laat staan met fiets met weigerende teugloop. Ik ben nooit snel genoeg en ik kan in de avondspits wachten totdat ik een ons weeg als ik het zou willen proberen.

<strong>Gevangen langs de weg</strong>
Ik voel me gevangen in de berm van de dodenweg en heb geen idee wat te doen, In het verleden had ik in zulke situaties paniekaanvallen die naar een minuut of tien gelukkig weer overwaaiden, maar waarin ik mijn tegenwoordigheid van geest volledig kwijt was. Ik stond naast de ingang van een groot verlaten oefenterrein het “Polizeifahrt Trainungszentrum Hessen”. Ik duwde de fiets het terrein op. Hier was ik tenminste veilig. Ondanks regenbroek, regenponcho en plasticzakjes over mijn schoenen waarmee ik de hele dag had gefietst, was ik door- en, doornat. Doordat de regenponcho de meeste wind tegenhield, had ik het niet koud. Nog niet. Maar ik stond nu stil en het regende nog steeds, zoals de hele dag al. Ik sommeerde mezelf om rustig te blijven in het onontkoombare besef dat ik niet in de regen kon blijven staan en hoe dan ook een oplossing moest verzinnen. Ik stond tenminste op een punt waar ik een vrachtwagen of busje kon bewegen om te stoppen om mij en fiets een eindweegs mee te nemen. Of desnoods mij alleen. De volgende dag zou ik de fiets dan wel ophalen door me met een taxi terug te laten brengen naar het “Polizetierrein”. Ik zou de fiets aan een hek kunnen vastzetten en in tegenstelling tot Utrecht zou hij dan wel blijven staan. Maar ik wilde niet afhankelijk zijn van een lift, met of zonder fiets. Ik was door en doornat: wie zou me willen meenemen ten koste van de bekleding van zijn achterbank of voorstoel? Uiteindelijk leek een lift versieren me wel haalbaar. Van tientallen passanten per minuut zou op den duur allicht wel iemand stoppen, dacht ik, maar ik wilde niet om een gunst bedelen en de regie in handen houden.

<strong>Bad Camberg</strong>
De nederlaag dat ik Bad Camberg niet op eigen kracht zou halen was al groot genoeg. Mijn accu’s waren bijna leeg, maar mijn mobiel nog vol. Die had me al eerder goede diensten bewezen, toen ik het telefoonnummer van Max en zijn moeder niet bij me bleek te hebben. Ik belde mijn broer in Amsterdam met het verzoek een paar telefoonnummers van taxibedrijven in Bad Camberg te Googlen. Hij kwam er met twee op de proppen, die ik nauwelijks kon opschrijven, omdat ik alleen een gebroken pen bij me had met een losse stift en nog een paar droog gebleven visitekaartjes die in een aparte houder hadden gezeten. Met mijn regencape als tent over mijn hoofd, geknield over de fietszitting die ik droog gehouden had door erop te blijven zitten, slaagde ik er te langen leste in de telefoonnummers min of meer leesbaar op te schrijven. Geen idee hoe je zo’n nummer in de telefoon zet als je tegelijkertijd zit te bellen onder een geïmproviseerd afdakje. Visitekaartje en telefoon nog 5 minuten drooghouden. Dat is het enige dat door me heen ging op dat moment. Het tweede taxibedrijf kwam me halen met busje waarin de fiets half rechtop staand tegen een passagiersbank kon hangen. Met een beetje passen en meten ging het precies. Mijn chauffeur bleef kalm, en hoewel ik in mijn achterhoofd had dat het ergste leed geleden was, was ik nog steeds bang dat hij onverrichter zake rechtsomkeert zou kunnen maken als het niet gepast had. Mijn chauffeur moet een zekere wanhoop in mijn stem hebben gehoord en begrepen. Hij wist gelukkig waar het “Polizeitrainunszentrum” precies was, want ik had idee meer waar ik me bevond; wist geen straatnaam: niets. Nooit ben ik blijer geweest met een taxi en mijn chauffeur vond het helemaal niet erg dat ik de bijrijderstoel doornat en vies maakte. “Autobahn 3” bleek gewoon een redelijk rustig bereden “Bundesstrasse” waar ik prima had kunnen fietsen, maar de weg liep voortdurend omhoog, zodat ik die laatste negen kilometer op mijn laatste halflege accu vermoedelijk niet had volgemaakt. Aangekomen in Bad Camberg moesten we bovendien vier pensions en hotels af voordat ik onderdak had. Zonder mijn taxichauffeur had ik dat nooit gevonden. Op de laatste twee adressen deed hij het woord, zo verfomfaaid zag ik eruit met vuile regencape en gescheurde plastic schoenenovertrekjes. Ik werd me er pas van bewust, toen hij me erop wees, Ik was hen er dankbaar voor dat hij de kastanjes uit het vuur wilde halen. Tijdens de finale stop waarbij ik onderdak vond wilde hij zelfs de meter afzetten, klaarblijkelijk om mijn portemonnee te ontzien. Ik vond het een sympathiek gebaar, maar heb gevraagd hem te laten doorlopen. Zo kwam ik, inclusief flinke fooi toch nog op een bedrag van 50 Euro, iets dat ik hen van harte gunde na al zijn hulp en meegaandheid.

<strong>Hotelrekening</strong>
Een hele dag fietsen had mij geleerd dat negen kilometer op de bewegwijzering voor auto’s, geen negen kilometer is, of ik moet op deze dag niet alleen over een paar bergen, maar ook om een enkele berg heengereden zijn. Het laatste avontuur van de dag was, dat ik, zoals ik al vermoedde mijn hotelrekening niet kon pinnen, de hotelbediende niet akkoord wenste te gaan met overboeking vanuit Nederland door mijn broer en een schermafdruk van de betaling per e-mail en dus mijn geld plotseling zo goed als op was, zeker ook omdat meneer aankondigde dat ik de volgende dag ook nog 5 Euro zou moeten afrekenen voor het onderbrengen van mijn fiets in de garage en geschat 10 Euro voor het opladen van mijn twee accu’s. Lang leve het internationale betalingsverkeer, dan vond ik de Eurocheques van vroeger toch beter. Die werden tenminste bijna overal geaccepteerd; mijn pinpas alleen aan de geldautomaat. “Wat een afzetters en wat een wantrouwen”, dacht ik, “dan heb ik niet eens geld meer om een biertje te drinken of iets te eten te bestellen”. Al is Bittburger wat ze daar tapten toch al niet mijn favoriet. Ik at die avond brood met pindakaas van thuis en ik vond het nog lekker ook. Mijn doornatte kleren föhnde ik droog met het apparaat dat daarvoor in de badkamer hing. Zelfs de kleren die in mijn canvas rugzak hadden gezeten, waren voor de helft nat, ondanks de plastic leger-des-heilszak die er omheen had gezeten gedurende de rit. Zak onderweg gescheurd door het gesjor en de haken van de spin die de rugzak op z’n plaats moesten houden. Voortaan de kleren dus in een plastic tas dien en dan pas in de rugzak. Dan is er geen kans meer op scheuren. Maar ik was wel dolblij met mijn jaren zeventig kamer met het oerlelijkste poepbruine houtfineer en de overbekende schrootjes. Ik heb er voor de zekerheid nog een groene handdoek meegenomen als vervanger voor de handdoek die ik bij Max had laten liggen. Je weet immers maar nooit waar je de volgende dag onder dak komt, het kan in een noodgeval wel een clandestien te betrekken boerenschuur zijn met een hooiberg. Je moet onderweg overal op voorbereid zijn, terwijl het tegelijk de kunst is alleen het hoognodige mee te nemen. De handdoek bleek ik niet nodig te hebben, de cheffin van het hotel liet me bovendien de vijf Euro voor de garage en rekende niets voor het laden van de accu’s. “Waar haalt zo’n op zichzelf sympathieke, vrouw zulk chagrijnig personeel vandaan”, denk ik dan. Jammer.

<strong>Autogarages</strong>
Mijn laatste 15 Euro raakte ik meteen de volgende ochtend kwijt aan een flesje secondelijm, waarmee ik mijn kettinggeleider heb vastgezet. Zonder iets simpels als secondelijm had ik niet verder kunnen fietsen. Zoiets kleins, veel te duurs kan ineens onmisbaar zijn. Dat behoort sinds mijn terugkeer in Utrecht evenzeer tot mijn standaarduitrusting als een paar steek- en inbussleutels, een paar boutjes en moertjes M5, M6, een handpompje, bandenplakspullen, twee headlights, 6 extra AAA-batterijen en een fietsvlag. Al doende leert men en een ezel stoot zich in’t gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen. Elk dorp, hoe klein ook heeft z’n eigen autogarage, zoals in Nederland elk dorp een fietsenmakerij heeft. En dat was naar goed ook, want hoewel ik nog maar 30 kilmeter van bestemming Frankfurt af was, zou ik nog twee keer een garage nodig hebben. Nu er geen speling meer zat op de kettinggeleidingsbuis, werd de kettingspanning tijdens het beklimmen van de heuvels volledig opgevangen door de plastic klemmetjes die de buis op z’n plaats houden. Die krachten bleken te groot. De klemmetjes braken niet, maar een bevestigingsboutje raakte los, Effect hetzelfde als van de losse buis een uurtje eerder. Ik kon niet meer fietsen, maar 30 meter verder was weer een hulpvaardige garagehouder die me aan een passend boutje en moertje hielp. Een paar kilometer verder, precies onderaam een flinke helling gebeurde het onvermijdelijke: de motor stopte er definitief mee. Het was nog vroeg op de dag, ongeveer elf uur; de afstand nog zo’n dertig kilometer en de voorstelling in Frankfurt zou om 20.00 uur beginnen. Ik dacht nog ruimschoots tijd te hebben en in de hoop dat ik op het slotstuk alleen nog flauwe hellingen zou tegenkomen, besloot ik het erop te wagen en geheel op eigen spierkracht het laatste stuk te gaan fietsen. Het leek niet zo ver meer en de weg was vrijwel rechttoe rechtaan, zonder veel afslagen. Maar net als de vorige dag leken de borden aan te geven dat de afstand niet kleiner werd. Ik zou mijn doel zo niet bereiken. De uren zouden verstrijken en Frankfurt zou nauwelijks dichterbij komen. Dat gevoel had ik de eerdere twee fietsdagen ook gehad, respectievelijk op weg naar Bonn en Bad Camberg, Ik vond Duitsland heel even een land dat veel te groot was voor mij, waar ik de nederlaag tegemoet kon zien het Stalburg theater in Frankfurt niet op tijd te zullen bereiken.

<strong>Processorkabel</strong>
Onderaan een enorme helling, waar ik die fiets weer zou moeten gaan duwen, maar dan bij daglicht, stond de derde garage van de dag. Ik draaide de parkeerplaats op maar niemand maakte aanstalten om me te helpen. Ik zag er als ligfietser niet uit alk kapitaalkrachtige klant. Na enig soebatten was men tenminste bereid de tiewraps los te knippen die rond het processortasje zaten. Een eerdere exercitie om de geregeld haperende motor weer op gang te helpen door de in en uitgaande kabels van de processor te controleren, had alleen een hoop draden laten zien die goed vast leken te zitten. Ditmaal was het anders geweest. De motor had geen sjoege gegeven, niet gezoemd en geen pogingen gedaan om aan te slaan. Doodse stilte, 7,5 kilo extra ballast bergop van doodse motor en accu’s. Frunniken en wriemelen aan kabels en tasje hadden voor het eerst niets uitgehaald. Ik had nog één kans Frankfurt op tijd te halen. Er moest een kabel zichtbaar losliggen. En inderdaad; Ik herkende de kabelaansluiting: dezelfde als van het moederbord van mijn oude computers. Een stekker tussen motor en processor, voorzien van een kliksluiting, waarschijnlijk losgegaan door mijn getrek en gefrunnik eraan in de voorafgaande dagen. Ik was er plotseling zeker van dat ik Frankfurt zou gaan halen, dat ik het probleem had opgelost en dat er voorlopig niks meer zou losgaan. Nieuwe tiewraps had de garagehouder niet, maar van een vriendelijke klant, kreeg ik wat touw en tape. Afdoende. De fiets bestormde de laatste hellingen naar de beoogde voorstad van Frankfurt en uitvalsbasis met zijn volle accu’s. Anderhalf uur later reed ik plotseling mijn bestemming Bad Soden binnen. Via de tourist info in het Bürgercentrum vond ik in een ommezien mijn laatste overnachting. Voor de derde keer deze reis was ik doordrongen van het gemak van mijn 06, een oude Nokia, die ik van mijn buurvrouw had gekregen.

<strong>Bad Soden</strong>
Het hotel lag direct aan de Haltestelle van de Stadtbahn tussen Bad Soden en Darmstadt via Frankfurt HBF. Via Frankfurt HBF zou ik morgen ook naar huis gaan. Ik was bijna waar ik wezen wilde en had de route ongeveer afgelegd zoals ik hem gepland had, Ik was trots op mezelf en heb mezelf op een Weizen getrakteerd in de dichtstbijzijnde Bierstube. De zon scheen. Ik had onderdak en hoefde alleen nog maar de Stadtbahn te nemen richting het Stalburg theater, zo’n honderd stoelen theater, zoals Utrecht er ook een paar heeft, bijvoorbeeld het Akademietheater.

<strong>Frankfurt</strong>
Nadat ik mijn overnachting geregeld had, mijn bagage op mijn kamer gezet en mijn ligfiets in de “Tiefgarage” onder het hotel had geparkeerd, had ik plotseling zeeën van tijd. Ik dronk mijn Weizen op het terras en besloot alvast op mijn gemak naar het centrum van Frankfurt af te zakken. Ik stapte uit de Stadtbahn en verliet de krocht tegenover de Primark en nog zo wat eenheidswinkelketens die ook het Amsterdamse straatbeeld ontsieren, oh ja en naast de Primark, de Karstadt, een soort vergrote V&D waarmee het even slecht gaat. Op mijn printje van het stadscentrum had ik gezien dat ik stijf in noordelijke richting moest lopen als ik het Stalburgtheater te voet wilde bereiken. Ik moest twee metrohaltes overbruggen, een minuut of twintig lopen dacht ik. De route zag er veel kronkeliger en minder rechtstreeks uit dan op mijn kaartje had geleken en bleek ook veel langer, althans twee keer navraag doen bij twee voorbijgangers leidde ertoe dat ik binnen 10 minuten tweemaal, naar mijn gevoel de verkeerde kant werd opgestuurd, diametraal links en rechts gelegen op de route die ik volgens mijn kaartje had moeten lopen en ongeveer evenwijdig aan de Stadtbahn waarmee ik uit Bad Soden was gekomen.

<strong>Verlaufen</strong>
Ik weet mijn gedwaal langs een hoofdweg en vervolgens de andere kant op door een park aanvankelijk aan de grootte van de stad: één van de grotere steden van Duitsland, leek me; in elk geval het financiële hart van het Europese vasteland. Mijn “zee van tijd” slonk zienderogen en ik wilde nog graag ergens een frietje eten, hoofdzakelijk vanwege de wat zurige Duitse mayonaise, die me aan ouderwetse Hollandse slasaus doet denken. “Wat doe je jezelf aan”, dacht ik, “heb je nog geen avontuur genoeg gehad?” Daarop dook ik het eerst beste U-bahnstation in, maar ik had geen idee in welke richting ik de ondergrondse moest nemen en niemand die ik aanklampte kon of wilde me op weg helpen. Ik wist dat ik maar een paar haltes van het theater af kon zijn en toch had ik al geen idee meer waar ik heen moest. De kaart met het openbaar vervoernetwerk begreep ik niet, alleen dat ik aan een halte moest zien te komen waar U5 stopte. Ik had spijt als haren op mijn hoofd dat ik te voet iets van de stad had willen zien, want aan de halte waar ik uit de Stadtbahn was gestapt, had ik in één moeite door U-bahn 5 kunnen nemen die zowat voor de deur van het Stalburg theater stopt. Ik raakte al weer licht in paniek, bij de gedachte dat ik mijn voorstelling, waarvoor ik drie dagen letterlijk door weer en wind had gefietst, op de valreep zou kunnen missen, hoewel ik zeker wist dat ik er maar twee of drie metrohaltes vandaan was. Maar welke? Plotseling doken mijn redders in de nood op: twee beambten van de metro, zelfs voor mij in herkenbaar blauw uniform. Zij wisten feillos de weg en stuurden me in één keer goed naar mijn overstap op U5, inclusief de richting. Ik was er.

<strong>Stalburg theater</strong>
Het theater lag midden tussen een woonblok. Mijn Duitse “patatje met” had ik gemist en ik had geen zin meer om naar een Frittenbude te gaan zoeken, bang om weer te verdwalen. Ik wilde een biertje als beloning voor het bereiken van mijn doel en wat eten. Ik was moe van alle inspanning en de dagenlange concentratie op de diverse op en afgaande Bundesstrassen, gepaard aan mijn moeizame slaapgedrag, waarbij vooral het inslapen al sinds het eind van mijn studietijd een groot probleem is. Ik keek uit naar de voorstelling, streek neer in de zon en wist dat ik de volgende dag tussen mijn hotel en Utrecht centraal geen meter meer zou hoeven fietsen. Een paar keer overstappen was alles.

<strong>De voorstelling</strong>
Er was een gezellige eetgelegenheid bij het Stalburg Theater waar de cultuurminnende Duitsers vieze dingen eten waarvan je uit je bek gaat stinken, zoals Sauerkraut met Bratwurst. Het cliché is echt waar, zelfs bij mij aan tafel. Ik heb een grüner Salat genomen en een “Matjes”. Ik heb ze op z’n Hollands gevraagd: niet met de in Duitsland gebruikelijke “Bratkartoffeln”, maar met brood en uienringen. Gesnipperde uien is geen gewoonte, maar zo is ook goed. De haringen zijn wel een stuk groter en vetter dan de onze; je raakt er goed vol van en je gaat er lekker van uit je bek stinken als je in de zaal zit, dicht naast anderen waarvan de meerderheid ook onwelriekende dingen gegeten heeft. “Leicht unangenehm für andere, aber schlechter Atem ist nicht ansteckend” en ik zat op de eerste rij met het doel van mijn fietstocht twee meter voor me op het podium: een heel gewone, jonge vrouw om te zien met roodbruin haar, althans onder het “Rampenlicht” en ongeveer 1,70 m. lang. Iets dat je op tv niet kan inschatten. Maar ze zingt in deze tryout-voorstelling mooie liedjes, waarvan ik de meeste al ken, omlijst door zorgvuldig geformuleerde cabaretteksten. In veel ervan herken ik me en ik realiseer me plotseling dat Uta een tobber moet zijn die een deel van haar gepieker kanaliseert in teksten en gedachten die ze de moeite waard vindt met haar publiek te delen. Veel van wat ze zegt en zingt is me uit het hart gegrepen, evenals het zorgvuldig opschrijven wat ze ziet, meemaakt en voelt. Ze heeft het op zeker moment over “Schuld, schulden hebben en je schuldig voelen”. Ze zegt bijvoorbeeld: “Liebst Du mich wirklich, oder beglechst Du nur Schulden?”. Een zin met een eindeloze lading, omdat het woord “begleichen” naar weegschaal, gelijktrekken en in evenwicht brengen verwijst en naar boete doen en “schulden” verwijst naar: “schulden hebben en schuldig zijn”. Het woord “Begleichen” komt nog het dichtst bij “vereffenen”, maar vereffenen is kettelijk veel vkakker in zijn betekenis. Ik weet zeker dat ik in 7,5 jaar relatie vooral ook mijn eigen schuldgevoel heb afgekocht door veel te lang bij mijn partner te blijven, tegen beter weten in, alleen maar omdat ik vond dat ik voor haar moest blijven zorgen, omdat ik nu eenmaal aan die relatie begonnen was. Ik heb aan “Schulden begleichen” gedaan in optima forma, alleen Uta Köbernick verwoordt het veel kernachtiger dan ik zou kunnen. En ze beschikt over fijnzinnige humor, zoals in haar liedjes “Scheitern” (falen) en haar liedje over extra gevulde soep die er op de verpakking zo heerlijk uitziet, waar Nederlanders graag vasthouden aan het vooroordeel dat Duitsers geen humor hebben, vanuit het superioriteitsgevoel zelf wel over humor te beschikken.<br><iframe width=”480″ height=”272″ src=”https://www.youtube.com/embed/7CGYDRd4sUg” frameborder=”0″ allowfullscreen></iframe>

<strong>Zelfkritisch</strong>
Duitse humor is vaak zwaarmoedig en politiek georiënteerd, ingegeven door het schuldbesef veroorzaker te zijn geweest van twee wereldoorlogen. Uta’s humor is anders: ongemakkelijk authentiek, niet moralistisch, Vlaams absurdistisch en zelfkritisch. Ze slingert grappen het publiek in die maar half begrepen worden en eerder onrust en afstand veroorzaken dan een lach. Grof is ze nooit en ze mist het ongestelde ongenoegen van Nederlands cabaretières. Het was leuk om haar live te zien en een doel te hebben gehad om naar Frankfurt te fietsen. Maar ik kan het evengoed met haar cd’s af. Ik vond haar even goed als de andere kleine-zaalvoorstellingen waar ik af en toe heen ga.

<strong>Mein Anlass</strong>
De oudere man die naast me zat tijdens de voorstelling, vertelde ik in de pauze dat ik speciaal voor deze voorstelling vanuit Nederland naar Frankfurt was komen fietsen. Dat vond hij zo bijzonder dat hij Uta dat verteld heeft, toen ze even aan de bar stond. Zo raakten we even kort in gesprek en hield ik haar voor: “Du warst zwar der Anlass hierherzuradeln, aber mein Grund war dass ich quer durch das Taunusgebirge herfahren wollte”. Een vrouw moet je nu ook weer niet te veel eer gunnen, zeker niet één die in haar geboorteland al een zekere faam geniet. Ik ben liever kritisch volger dan fan. Zelfkennis heeft ze, want ze zegt tijdens een voorstelling over zichzelf: “Ich rede immer nur dazwischen um von der immer gleichen Tonart abzulenken”. En hoewel ze goed viool en gitaar speelt, zit daar een kern van waarheid in: na drie cd’s en een live voorstelling, heb ik soms inderdaad het idee dat de melodielijnen nogal op elkaar lijken. Uta Köbernick moet het vooral hebben van zorgvuldig geformuleerde teksten en minder van mooi gearrangeerde variaties op een muzikaal thema. Ze zou er voor de finishing touch wellicht een goede muziekcomponist bij kunnen zoeken. Tekstueel vind ik haar met kop en schouders uitsteken boven alles en iedereen die in Nederland aan tekstdichten doet, de Vlaamse broers Walschaerts, ofwel Kommil Foo uitgezonderd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maak de som af en klik op: \"Reactie plaatsen\" * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.